woensdag 22 december 2010

Wachten

Ik heb de laatste dagen een liedje in mijn hoofd. Een liedje van Bert en Ernie. De vriendjes wachten op Sinterklaas, en om de tijd te doden zingen ze.
Eerst Bert met zijn lage bromstem: ‘Wachten duurt laaaaaang, laaaaaaaang, laaaaaaaaang, wat duurt dat wachten lang.’
Ernie is het er niet mee eens. Het líjkt maar lang te duren. Hij zingt: ‘Wachten duurt kort, kort, kort, wat duurt dat wachten kort.’ De ‘kort’ zingt hij zo kort en ingeslikt dat de ‘r’ nauwelijks te horen is. Mijn broertje lag vroeger met zijn vriendje rollend van het lachen op de grond het liedje na te zingen: ‘Wachten duurt kut, kut, kut, wat duurt dat wachten kut.’

Het is mijn broertjes versie die ik de laatste dagen in mijn hoofd heb. Het wachten valt me zwaar. Wist ik het grootste deel van mijn zwangerschap hooguit afgerond in maanden hoe zwanger ik was, nu tel ik de dagen. Uren. Minuten. Zesendertig weken en vijf dagen. Overmorgen is de mijlpaal bereikt. Met zevenendertig weken mag ik thuis bevallen. Het voelt als toestemming, baby, je bent klaar, je mag komen. Kerstavond is het dan. Een kerstkindje. Dat het vanaf dan zomaar nog vijf weken kan duren, daar denk ik niet aan. Eén stapje tegelijk. Mijn lichaam is op. Klaar. Al maanden kan ik mijn verkoudheid niet afschudden. Na een kleine boodschap moet ik uren uitrusten. Elke keer dat ik opsta, iets of iemand til, de trap op loop, spant mijn buik zich samen in een pijnlijke wee. Misschien was het te snel. Te veel. Drie kinderen in drie jaar. Toch zo gezellig. Ik verheug me op het kind. Maar het wachten valt me kut.

Ook Tijm en Linde zijn er klaar voor. Als een ui pellen ze de lagen van mijn buik. Trui, shirt, hemd, broekband, tot de blote dikke buik. Allebei aan een kant geven ze kusjes. Linde blaast bellen en schaterlacht. Tijm geeft kopjes, wrijft als een poes. ‘Lieve baby, hier is je grote broer.’
Ook ik wrijf de dikke buik. Ledematen en harde stukken butsen naar buiten.
‘Ja, dat is jullie broertje of zusje.’
‘Dat weten we niet, hè mama?’ zegt Tijm.
‘Nee, dat weten we pas als ie eruit komt.’
Tijm maakt het niet uit. Soms wil hij een broertje, soms een zusje. Hij heeft al een zusje en dat vindt hij leuk. Maar een broertje heeft hij nog niet.
Dan worden de kussen grover, lomper, de kopjes geduw. Ze buitelen over mijn buik. Mijn baarmoeder spant zich samen. Een voetbal verhardt zich van binnen. Pijnscheuten trekken door mijn rug. Ik verlies mijn geduld.
‘Eraf, eraf, je doet me pijn.’

Na wat duw en trekwerk druipen ze af. Het is niet makkelijk, leven met een hormonale, vermoeide moeder. Die het even allemaal niet meer trekt. Soms zijn ze lief, zo lief, en zwijmel ik weg bij de gedachte dat ik er nog een krijg. Ze spelen samen. Klimmen in de kinderwagenbak. Verkleden zich als kerstman en trekken sneeuwpakken en mutsen aan. Dan weer voelen ze feilloos aan hoe op ik ben en jengelen ze, krijsen ze, huilen ze en willen niets. Althans niets wat ik wil. Maar net als ik de rollen behang en lijm heb besteld komen ze aanlopen, de liefste glimlach, een glinster in de ogen. Vier armpjes om mijn nek. ‘Mama, ik hou van jou,’ fluistert Tijm in mijn oor. De slijmballen. Maar ik trap erin, met open ogen. Ik wil er nog een. Hij of zij mag komen. Ik ben er klaar voor.

zondag 12 december 2010

Tijm’s blonde vriendinnen

Allereerst is er Jenna, met blonde krullen en guitige wipneus. Tijm kent haar al sinds ze, een paar weken oud, samen op het speelkleed lagen. Met vijf maanden leerde Tijm kruipen en gaf hij haar zijn eerste kusje. Vanaf toen was het aan. Samen spelen gaat met veel gebakkelei, want ze laten zich allebei niet door de ander op de kop zitten. Op een feestje speelt Tijm wat verloren tussen vooral vreemde kindertjes. Totdat zijn vriendin, kordaat op haar stevige korte beentjes, binnenstapt. Ze zien elkaar meteen, staan stil. Dan wijzen ze. Lopen op elkaar af. Een meter uit elkaar blijven ze staan. Even kijken ze elkaar aan, het hoofdje scheef. Dan gaan de armen om elkaar heen en rennen ze gebroederlijk weg. Niet veel later is het weer mot. Tijm wil in het springkussen. Jenna niet. Jenna rent weg. Tijm erachter aan. ‘Jenna, Jenna, come.’
Jenna kijkt om, grijnst, zet de versnelling erin. Een paar minuten houden ze het vol. Jenna sprint, Tijm achtervolgt. Dan geeft Tijm het op. Hij gaat alleen springen. Jenna kijkt vertwijfeld, haar rug tegen de muur. ‘Tijm,’ roept ze zachtjes. Dan iets harder. Ze loopt naar het springkussen. ‘Tijm,’ roept ze. ‘Jenna,’ roept Tijm. Het is weer goed. Samen gaan ze springen.

Dan is er Tamsin met de steile blonde pony. Ook dat was liefde op het eerste gezicht. Elke week gaan ze samen naar de gym. Hebben ze elkaar gevonden dan bestaan andere kinderen niet meer. Een keer komen we laat en hijgend binnen. We zijn een paar weken niet geweest, we waren op vakantie. Nu zitten alle kindertjes al klaar in de kring, teacher Hannah voert het woord, ze hangen aan haar lippen. Dan ziet Tamsin Tijm bij de deur. Ze springt op, juicht ‘Tijm,’ en rent op hem af. Een omhelzing volgt. ‘Ah,’ zegt teacher Hannah, ‘Tamsin’s boyfriend is back.’

De kleine Sophie moet het afleggen, ondanks haar lange blonde krullen en poppenogen. Is ze te lief voor Tijm? Niet bijdehand genoeg? Gelukkig vindt Sophie een speelmaatje in Linde.

Minouk, met blond piekhaar, noemt hij liefkozend ‘Pinoek.’ Ze moeten altijd weer wennen, ze zien elkaar niet zo vaak. Even spelen ze apart, Minoek stuurs haar duim in de mond. Dan barst het los. Minouk leert Tijm wilde spelletjes. Klimmen, schreeuwen, van de trap af stuiteren. Vechten om beer. Tijm geniet en praat er dagen over na.

Op een dag hebben we het over trouwen. Tijm weet het precies. Papa is met mama getrouwd. Opa met oma. ‘En Tijm?’ vraag ik. ‘Met wie wil jij trouwen?’
Nieuwsgierig wacht ik op het antwoord. Wie van de dames wordt de gelukkige? Tijm denkt even na. ‘Met Flor,’ zegt hij dan stellig.
Nederlandse stepvriend Flor. Ik schiet in de lach. Maar we zijn moderne ouders. Dus ik knik: ‘Dat kan. Maar misschien wil je daar nog even over denken als je groot bent.’

dinsdag 7 december 2010

Sinterklaas surprise


Normaal plaats ik geen plaatjes op deze blog, maar voor deze maak ik graag een uitzondering. Ik deed mee aan de Sinterklaas actie van medeblogster Cisca. En wat vond ik vanmiddag op de mat, een pakje, uit Nederland!
Tijm riep meteen: 'Wauw'
Het rood met wit gestipte pak was zo al mooi.
'Voor Tijm?' vroeg hij.
'Nee, deze is voor mama.'
Maar binnenin zaten zowaar ook pakjes voor Tijm en Linde. Ze kregen prachtige Pietenmutsen. Dat Sinterklaas ondertussen alweer naar Spanje was vertrokken vonden ze niet erg, meteen moesten de mutsen op en niet meer af. Zodat mama vanmiddag op de peuterschool moest uitleggen waar het vreemde hoofddeksel van Tijm vandaan kwam.

En wat kreeg mama? Deze prachtige prent. De trouwe lezers zullen vast van alles herkennen. Sanneke, heel erg bedankt, hij krijgt een mooi plekje!

maandag 6 december 2010

Hij kwam, hij kwam...

Weken hadden we geoefend. Met pepernoten eten. Met schoen zetten. Met zingen. En springen. Met blij zijn. Eindelijk was het zover. Want de stoomboot van Sint is vlug. Op vijf december komt hij niet alleen naar Nederland, ook Engeland wordt bezocht. Zo kwam het dat in een stadje in Hertfordshire een heleboel Nederlandse kindertjes met kloppend hart zaten te wachten op de goedheiligman. Ze zongen en ze sprongen en ze waren zo blij. Natuurlijk waren er geen stoute kindertjes bij. Vooral de moeders zongen. Sommige kindertjes. De meeste vaders keken geamuseerd toe. Ze wiegelden met hun voeten op de maat. Ze kenden geen Nederlands. De papa van Tijm en Linde gelukkig wel. In zijn mooie door oma genaaide Pietenpak zong Tijm naast papa mee. Hoorden we daar iets bij de deur? Hoorden we voetstappen op het dak? Was die zwarte schim een Piet? Nog harder zongen we. Over de stoomboot, Sint Nicolaas en zijn knecht. Hij komt!

Al snel zijn Tijm en Linde aan de beurt om bij Sinterklaas te komen. Een beetje verlegen blikt het zwart-geel gestreepte Pietje de Sint aan. Zijn vingers in zijn mond. Gelukkig komen papa en Linde er ook bij. Tijm kruipt in het holletje van papa’s arm. Want Tijm weet, dat hij soms wel eens een beetje stout geweest is. Hij heeft Linde gepest. Haar in haar wang gebeten. Mama had gezegd, dat hij als hij het weer deed, hij geen kadootje zou krijgen van Sinterklaas. Maar hij deed het toch. Weer. En Tijm wil heel graag een kadootje. Hij houdt heel erg van kadootjes. Sinterklaas slaat zijn grote boek open. Hmmmm, doet hij en wrijft door zijn lange witte baard. Tijm siddert. Sinterklaas kijkt hem vriendelijk toe over zijn bril. ‘Ik lees hier dat jij zo van treinen houdt, klopt dat?’
Ja, denkt Tijm blij. Treinen, daar houdt hij van. En, vervolgt Sinterklaas, dat hij naar school gaat nu hij een grote jongen van drie is. Vindt hij het leuk op school? Tijm knikt verlegen. Maar dan kijkt Sinterklaas serieus. Hij zegt dat Tijm niet zijn zusje mag plagen. Bedremmeld kijkt Tijm naar zijn schoenen. Nee, dat mag niet. Zou Sinterklaas boos zijn? De Pieten kijken streng. Tijm weet niet, dat ze geen Nederlands verstaan. Zouden ze hem meenemen in de zak? Nee, gelukkig, Sinterklaas slaat het grote boek dicht en kijkt weer lief. Opgelucht haalt Tijm adem. Sinterklaas kijkt Linde aan. Maar Linde kijkt vanaf papa’s schouder achteruit, de kamer in. Ze is een beetje bang. Onder haar groen-zwart gestreepte Pietenmuts kijkt ze weg, weg van Sinterklaas. Sinterklaas glimlacht papa toe. Dan is het al afgelopen. Zwarte Piet geeft Tijm en Linde een handje pepernoten en muizen.

Blij huppelt Tijm naar mama. ‘Kijk, van Sinterklaas!’ Hij kruipt naast mama op de grond en peutert zijn muis open. Linde eet nog een mandarijn. Als alle kinderen bij Sinterklaas geweest zijn deelt Piet de pakjes uit. Ja, voor Tijm is er ook één bij! Rails voor de trein. En een helikopter. Linde krijgt een mooie bezem. Kan ze mooi mama helpen thuis.